Begrippen
Magmatieten bestaan uit gestold magma. Dat magma kan op een gegeven ogenblik afkoelen en stollen, waardoor gesteenten ontstaan. We onderscheiden drie soorten stollingsgesteenten, namelijk Plutonieten (Dieptegesteenten), Vulkanieten (Uitvloeiings-gesteenten) en Ganggesteenten.
Plutonieten ontstaan op een aantal kilometers diepte. Het afkoelen van het magma gaat hier langzaam omdat de hitte van omringend gesteente de afkoeling van het magma vertraagt. De omvang van zo’n gebied waar stolling plaatsvindt kan erg groot zijn. Soms wel meer dan 100 km2.
Vulkanieten ontstaan als magma ten gevolge van vulkaanuitbarsingen als lava terecht komt op het aardoppervlak, waar het vervolgens stolt. Ook kan bij vulkaanuitbarstingen, ten gevolge van enorme druk, allerlei gloeiend materiaal uit de vulkaan de atmosfeer worden ingeblazen. Zo ontstaan gloedwolken die op de vulkaanhellng terecht komen, waarna stolling plaatsvindt.
Ganggesteenten worden gevormd, als magma het aardoppervlak niet bereikt, maar blijft steken in allerlei grote barsten en scheuren in de aardkorst, waarna het stolt.
De tijdsduur die nodig is om magma en lava te laten stollen in gesteenten is heel verschillend. Bij Dieptegesteenten, met name de Ganggesteenten kan het stollingsproces ontzettend lang duren. Van een aantal duizenden jaren tot zelfs een miljoen jaren. Bij snelle afkoeling ontstaan hele fijne gesteenten, omdat de afzonderlijke mineralen niet de kans krijgen volledig uit te kristalliseren. Bij een hele langzame afkoeling lukt dit wel en ontstaan vaak hele groffe, grootkorrelige gesteenten. Vulkanieten koelen beduidend sneller af. De stollingstijd varieert van enige dagen tot enige jaren. Het zijn daardoor gewoonlijk fijnkorrelige gesteenten. De Stollingsgesteenten waar wij mee te maken krijgen zijn gewoonlijk minder dan 1900 miljoen jaren oud.
Foto 1. Een fijnkorrelige graniet. De afkoeling heeft relatief snel plaatsgevonden.
Foto 2. Een zeer grof pegmatitisch gesteente. De afkoeling is zeer langzaam verlopen.
VerVerschillende namen die we in de zwerfsteenkunde bij de stollingsgesteenten regelmatig tegenkomen, worden in de geologie niet meer gebruikt. Voorbeelden zijn bijv. het gesteente uit het Oslogebied, dat in de zwerfsteenkunde bekend staat als Foyaiet. De huidige geologische benaming hiervoor is Foid-syeniet. Het zelfde geldt voor Essexiet uit het Oslogebied dat de benaming heeft gekregen van Foid-gabbro. Met deze namen kunnen we in de zwerfsteenkunde vooral met betrekking tot de gidsgesteenten niet uit de voeten, omdat uit de nieuwe namen niet is op te maken waar de stenen vandaan komen en een bepaalde naam betrekking heeft op gesteentetypen die overal ter wereld voorkomen.
In de zwerfsteenkunde worden daarom dan ook veelal de traditionele namen gebruikt. Voor bepaalde gesteenten, die niet tot de gidsgesteenten worden gerekend, zijn de geologische namen wel te gebruiken.
De huidige geologische gesteentenamen worden bepaald door het percentage van bepaalde mineralen, die in een gesteente voorkomen. Vooral de mineralen kwarts, plagioklaas, kaliveldspaat en z.g. “foïden” (veldspaatvervangers) spelen hierbij een belangrijke rol. Voor het bepalen van de juiste namen maakt men gebruik van de z.g. “QAPF schema’s” voor dieptegesteenten, vulkanieten en gesteenten met meer dan 90% aan donkere mineralen Deze schema’s zijn in de tweede helft van de vorige eeuw ontwikkeld door de Zwitserse prof. A Streckeisen. Voor wie meer wil weten over deze indeling verwijzen we naar het volgende hoofdstuk: “Geologische gesteentenamen” of de volgende website
Your content goes here. Edit or remove this text inline or in the module Content settings. You can also style every aspect of this content in the module Design settings and even apply custom CSS to this text in the module Advanced settings.