Selecteer een pagina

Rhyolieten-Porfieren-Ignimbrieten.

[wpseo_breadcrumb]

a. Bredvad porfier   –   b. Bredvad porfier type Åsen   –   c. Glöte porfier   –   d. Grönklittporfiriet   –   e. Gustavs porfier   –   f. Heden porfier  –   g. Idre kwartsporfier   –   h. Dalarna ignimbrieten gesteenten monsters   –   i. Ignimbrieten zwerfstenen   –   j. Kallberget porfier   –   k. Veldspaat porfieren (monsters)   –   l. Veldspaat porfieren zwerfstenen   –   m. Särna kwartsporfier   –   n Särna kwartsporfier bruin   –   o. Trängslet porfier   –   p. Venjan porfiriet   –   q. Venjan porfiriet Gruvåsen

De stollingsgesteenten van Dalarna zijn tussen de 1700 en 1600 miljoen jaren oud. De gesteenten hebben niet te lijden gehad van metamorfe verschijnselen. Gelaagdheid en gelijkgerichte mineralen, die veroorzaakt zijn door metamorfose, komen in de granieten en porfieren van Dalarna dan ook niet voor.
Opvallende stenen uit Dalarna zijn de ignimbrieten. Zij behoren tot de jongste gesteenten en liggen bovenop de andere gesteenten

a. Bredvadporfier (1,7 miljard jaren)

Dit gesteente komt voor in een gebied ten noorden van de plaats Ålvdalen. Het strekt zich uit tot in de provincie Härjedalen. Bredvadporfier is een regelmatig voorkomende zwerfsteen, die vrij gemakkelijk is te herkennen. De kleur van de grondmassa is rood tot bruinrood. In deze grondmassa bevinden zich een matig aantal rode, onopvallende kaliveldspaten en een klein aantal wat grijsrode of grijsgroene, meest rechthoekige plagioklazen. Soms hebben de plagioklazen een zoom van rode kaliveldspaat. Op een verweringsvlak is de aanwezigheid van plagioklaas vaak te zien aan de hoekige putjes, die door verwering is ontstaan. Kwarts is niet aanwezig. Donkere mineralen zoals biotiet en hoornblende komen nauwelijks voor. Soms vinden we kleine aggregaatjes. Bredvadporfieren kunnen wat slierig zijn. Ze vormen dan de overgang naar Bredvad ignimbriet.
De meeste zwerfstenen zijn klein. Volgens Smed (Steine aus dem Norden) is dit een gevolg van de vele breuken, die zich in de rotsen bevinden.

Åsenporfier

Dit gesteente wordt vaak gezien als een subtype van Bredvadporfier. Het verschil met het hoofdtype is het verschil in lichtgekleurde plagioklazen. Dit is in het Åsentype groter dan 50% van het totale aantal eerstelingen.

c. Glöteporfier (1,65 miljard jaren)

Glöteporfier. Herkomst

Glöteporfier wordt vaak beschouwd als een kwartsrijke variant van Bredvadporfier. Het rode tot bruinrode gesteente heeft een voor het oog dichte grondmassa. Onder een loep vertoont zich echter een iets korrelige grondmassa, die bestaat uit kwarts en veldspaat. In deze grondmassa liggen een aantal eerstelingen, die meestal wat lichter van kleur zijn dan de grondmassa. Soms zijn ze door het geringe kleurverschil wat moeilijk van deze grondmassa te onderscheiden. Verder zijn er een aantal kleine vierkante geelachtige plagioklaaskorrels. De verspreid door het gesteente liggende kwartskorrels zijn grijs van kleur. Donkere mineralen komen weinig voor.

d. Grönklittporfiriet. (1,7 miljard jaren)

Grönklitt porfiriet. Herkomst.

Grönklittporfiriet, ook bekend onder de naam Grönklittporfier is een veel voorkomende zwerfsteen, waarvan de verschillende typen over het algemeen goed herkenbaar zijn. Het gesteente is afkomstig van een 400 km2 groot massief uit de omgeving van Orsa, maar schijnt ook op andere plaatsen voor te komen, zodat we dus eigenlijk van “Type Grönklittporfier” moeten spreken.
Grönklittporfiriet heeft een roodachtige tot grijsbruine grondmassa. In deze grondmassa bevinden zich een groot aantal, vaak rechthoekige, kleine plagioklaaseerstelingen. Ook onregelmatige vormen komen voor. De kleur van de plagioklazen is grijs, groengrijs, geelgroen en soms iets grijsrood. Meestal komt in een steen maar één kleur plagioklaas voor, maar ook twee kleuren zijn mogelijk.(Foto 7, 8) Veldspaten van kaliveldspaat kunnen in kleine hoeveelheden voorkomen. Ze hebben een wat roodachtige kleur. (Foto 8) Dit in tegenstelling tot de andere roodbruine Dalarnagesteenten, die wel veel kaliveldspaten bezitten.

Verder vinden we in de grondmassa gewoonlijk een aantal kleine, donkere aggregaten, die vooral bestaan uit biotiet, hoornblende, donkergroene chloriet en lichtgroene epidoot. Deze epidoot is ontstaan door omzetting van plagioklaas. (Foto 5) Dit soort aggregaten komt in veel meer Dalarnagesteenten voor, maar in Grönklittporfirieten zien we ze opvallend vaak. Breuken in het gesteente zijn nog al eens gevuld met epidoot. (Foto’s 5, 6)
Buiten de donkere aggregaten komen ook nog al eens kleine donkere vlekjes voor van biotiet en hoornblende.
Er is een variëteit waar de grondmassa bestaat uit twee kleuren. (Rood, bruin) Stenen van dit type zijn vaak bontgekleurd, omdat ze bovendien veel groene epidoot en chloriet bevatten. Tussen deze epidoot en chlorietopeenhopingen (soms langgerekt) bevindt zich wat kwarts. (Foto’s 5, 6) Kwarts komt in de andere typen niet voor. Ook zijn er typen waarin epidoot ontbreekt.

e. Gustafsporfier (1,7 miljard jaren)

Gustafsporfier. Flyvesandet. Dk

Dit type heeft relatief grote eerstelingen van kaliveldspaat.

Gustafsporfier. Heerenveen.

In deze steen ontbreken nagenoeg alle donkere mineralen. De kwartsen liggen soms in groepjes bijeen.

Gustafsporfier komt voor ten noordwesten van Säter. Hier bevinden zich verschillende gangen, die ieder hun eigen kleur grondmassa hebben. De kleur der grondmassa kan bruin, roodachtig of groengrijs zijn. De voorbeelden die wij tonen, hebben een voor het oog dichte grondmassa. Onder een loep vertoont zich echter een mengsel van zeer fijne kwarts en veldspaat. Het gesteente bevat altijd een groot aantal rode eerstelingen van kaliveldspaat. Ook bevat elke variëteit veel vrij kleine lichtgrijze kwartskorrels. Soms liggen deze kwartsen wat in groepjes bijeen. (Foto’s 7, 8, 10) Er zijn geen eerstelingen van plagioklaas. Verspreid over de grondmassa vinden we soms donkere korrels hoornblende (langwerpig) en biotiet. (Foto 8)

 

f. Hedenporfier (1,7 miljard jaren)

Hedenporfieren zijn afkomstig van enkele voorkomens aan de zuidwestelijke kant van het porfiermassief van Dalarna. Het gesteente heeft met name onder een loep een zeer fijnkorrelige fijn vergroeide grondmassa van kwarts en veldspaat. De kleur van de grondmassa ligt over het algemeen tussen roodbruin en donkerbruin. In deze grondmassa liggen een groot aantal verspreide eerstelingen van tot 1 cm grote roodachtige of wat gelige, vaak perthietische kaliveldspaten. Soms kan de grondmassa wat granofierisch zijn. De kaliveldspaten verschillen erg in grootte. (Van enkele mm tot 2 cm) De kaliveldspaten hebben vaak een inspringende hoek, waaraan men kan zien dat het tweelingveldspaten zijn. Er zijn ook exemplaren waarvan de kern een andere kleur heeft dan de rand. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van plagioklaas. In de grondmassa liggen gewoonlijk niet veel plagioklazen. Soms ontbreken ze helemaal. Ze zijn wat geelgroenachtig van kleur. De donkere aggregaten bestaan vooral uit biotiet. Soms komen enkele hoornblendenaalden voor. Kwartsen ontbreken. Bij een aantal types liggen in de grondmassa kleine witgele titanietkorrels. Bij onze voorbeelden komt dit echter niet voor. In Dalarna zijn meerdere porfieren, die veel op de Hedenporfieren lijken, wat het determineren kan bemoeilijken. 

g. Idrekwartsporfieren (1,7 miljard jaren)

Idre kwartsporfier. Herkomst.

Idre kwartsporfieren hebben een voor het oog dichte grondmassa. De kleur hiervan is meestal roodbruin/roodbruinlila. Voor het oog ligt er gewoonlijk een paarse gloed over de stenen. Soms bevat de grondmassa banden en strepen, die iets in kleur afwijken. Soms zijn de stenen fluïdaal. De kaliveldspaten zijn wisselend in grootte en aantal. Ze zijn lichtrood tot donkerrood van kleur. Vaak zijn ze wat rechthoekig of ovaal van vorm. Plagioklaas komt gewoonlijk niet voor. De kwartsen zijn klein en wisselend in aantal. Donkere mineralen vallen niet op.
De naam Idreporfier is eigenlijk een verzamelnaam voor enkele verschillende soorten porfieren, die nog al eens moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden. Bovendien is er sprake van overgangen.
Het meest opvallend is het Flickerbäcken type. Dit is een fraaie porfier met grotendeels afgeronde, roodachtige kaliveldspaten. Ander types zijn het Drevdalen- en het Drosbackentype, maar deze gesteenten rekenen we gewoon tot de Idre kwartsporfieren.
Idre kwartsporfieren komen ook elders in Dalarna voor, o.a. in de omgeving van Särna. We kunnen dus eigenlijk niet spreken van een gidsgesteente maar van een “Dalaporfier, type Idre”.

In het gebied van de Idre kwartsporfieren komen kenmerkende conglomeraten voor. De stenen op de foto’s 11 en 12 zijn hier voorbeelden van.

h. Ignimbrieten van Dalarna (1,65 miljard jaren).  Vaste rots.

Het grootste deel van deze gesteenten is afkomstig uit de omgeving van Älvdalen. Vroeger werden deze ignimbrieten dan ook wel Älvdalenporfier genoemd. Ze zijn afkomstig uit een gebied van ongeveer 500 km2.
Het woord “ignimbriet” betekent eigenlijk “Vuurwolk”. (Smed) Het gesteente ontstaat, als gloeiend hete vulkanische wolken versmelten met as en lava en daarna afkoelen. Er waren veel vulkaanuitbarstingen en iedere eruptie vormde haar eigen type ignimbriet. Zelfs opeenvolgende erupties van dezelfde vulkaan vormden verschillende gesteenten. In Dalarna is dan ook een enorme verscheidenheid aan ignimbrieten, waarvan de plaats van oorsprong niet exact bekend is. De rotsen hebben echter wel een aantal gezamenlijke kenmerken. Het zijn over het algemeen zeer harde gesteenten met een dichte, splinterige grondmassa. De kleur ligt tussen rood, bruin en zwart. In de grondmassa liggen twee soorten eerstelingen. namelijk, vierhoekige, roodachtige tot lichtbruine kaliveldspaten en witte of groenachtige plagioklazen. Deze veldspaten zijn gewoonlijk niet groter dan 5 a 6 mm. In de grondmassa ligt verder een wisselend aantal evenwijdig aan elkaar lopende strepen en vlammen, waarvan de kleur afwijkt van de grondmassa. De breedte van deze vlammen kan heel verschillend zijn. Ze zijn meestal lichter van kleur dan de grondmassa en vooral op verweerde buitenkanten vaak goed zichtbaar. Kwarts ontbreekt gewoonlijk. Donkere mineralen komen weinig voor. Soms bevatten de stenen wat biotiet of chloriet. Xenolieten (insluitsels van andere gesteenten) komen praktisch niet voor.

13. Ignimbriet v Dalarna. Öreälven omg. Orsa.

Een type met fraaie opvallende roodachtige vlammen.j

14. Ignimbriet v Dalarna. Rots Klittenberg Dalarna

Verschillende typen zijn vaak nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Ook kunnen gesteenten, die door verschillende erupties van de zelfde vulkaan zijn ontstaan, er heel verschillend uitzien. Dit geeft bij het determineren uiteraard problemen. We zullen bij het vaststellen van namen dan vaak ook tevreden moeten zijn met de benaming “Ignimbriet van Dalarna”, waarbij we dan alleen een onderscheid maken met de ignimbrieten uit Småland en het Oslogebied. Dat we hier toevoegingen bij de naam “Ignimbriet van Dalarna” aan kunnen brengen, komt dan ook vooral omdat het gesteentemonsters zijn van een bekende plek. Bij zwerfstenen is het bepalen van de berg van herkomst veel moeilijker en meestal is de exacte plaats van herkomst niet vast te stellen.

In de steentijd zijn er van bepaalde typen artefacten gemaakt. Dit geeft al aan, dat de stenen erg hard zijn.

i. Ignimbrieten van Dalarna. Zwerfstenen. 

j. Kallbergetporfier (1,7 miljard jaren)

Kallbergetporfieren hebben een opvallend bruine of violetachtige, vrij dichte grondmassa. Deze grondmassa is over het algemeen wat slierig.(zie nr. 4) In de grondmassa ligt een groot aantal scherfachtige, kleine, paarsachtige of rode kaliveldspaten. Het verschil in kleur tussen kaliveldspaten en grondmassa is vaak klein. Plagioklaas komt weinig voor, evenals donkere mineralen. De kleine ronde kwartskorrels zijn kenmerkend.

k. Eerstelingrijke veldspaatporfieren (1,7 miljard jaren). Vaste rots.

In Dalarna komen op verschillende plaatsen een aantal rode of roodbruine eerstelingrijke veldspaat porfieren voor. Een aantal hiervan heeft dezelfde kenmerken als de Oxåsenporfier die voorkomt ongeveer 20 km ten westen van Mora. Eerstelingrijke veldspaatporfieren hebben een iets korrelige of praktische dichte, rode of roodbruine, homogene grondmassa. Hierin liggen een groot aantal tot 1 cm. lange, vooral rechthoekige, roodachtige kaliveldspaten Sommige van deze kaliveldspaten hebben een grijsachtige of iets groenige kern van plagioklaas. Soms zijn de kaliveldspaten gebroken. In veel typen vertonen de kaliveldspaten scheurtjes, die zijn opgevuld met materiaal uit de grondmassa. De plagioklazen zijn lichter gekleurd dan de kaliveldspaten. Vaak zijn ze wat groenachtig en soms omgeven door een rode rand van plagioklaas. Kwarts ontbreekt als zichtbaar mineraal. De mineralen biotiet en hoornblende komen wel eens voor in kleine hoeveelheden. Soms zijn er kleine aggregaten van chloriet, epidoot en erts.

De verschillende typen zijn vaak moeilijk uit elkaar te houden. Verschillende soorten lijken veel op elkaar en bovendien zijn er overgangen. Ook komen buiten Dalarna vergelijkbare gesteenten voor, wat dus eigenlijk inhoudt, dat we hier strikt gesproken weer met een type in plaats van een zuiver gidsgesteente te maken hebben en zouden we dus misschien wel van “Veldspaatporfier, type Dalarna” moeten spreken. We houden ons hier echter bij de naam: “Eerstelingrijke veldspaatporfier van Dalarna”. Verder dan deze namen kunnen we meestal niet gaan. Bij enkele soorten kunnen we er bij vermelden dat ze tot de Oxåsengroep behoren. Zandstra noemt in “Noordelijke kristallijne Gidsgesteenten” van 1988 op blz. 239 een aantal typen, die verwant zijn aan de Oxåsenporfier. We tonen hier een aantal voorbeelden van eerstelingrijke veldspaatporfieren van Dalarna met vermelding van de naam van de berg waar ze zijn gevonden.

l. Eerstelingrijke veldspaatporfieren. Zwerfstenen.

m. Särnakwartsporfieren rood (1,7 miljard)

Rode Särnaporfieren hebben een rood tot roodbruine grondmassa. Hierin liggen een zeer groot aantal eerstelingen van kaliveldspaat. De meeste zijn roodachtiggrijs van kleur. De wat groenachtige plagioklaaskorrels zijn ver in de minderheid. De kwartsen zijn rond en lichtgrijs van kleur. Er zijn kleine aggregaatjes van donkere mineralen.
Het type van Kringelfjorden heeft geen plagioklaaseerstelingen.

Foto’s 7 en 8. Porfier van Kringelfjorden. .
Een opvallende variant van de rode Särna kwartsporfier is een type dat voorkomst bij Kringelfjorden in de buurt van Särna. Deze porfier heeft dezelfde kleuren als de andere Särnaporfieren. De dichte grondmassa is grijs-/groenachtig Er zijn zeer veel scherphoekige rode kaliveldspaten van verschillende grootte. Ook grijze kwartsen zijn overvloedig aanwezig. Ze zijn deels rond en deels hoekig.

 n. Särnakwartsporfier. Bruin.

1. Särna kwartsporfier. Bruin. Noordoostpolder

2. Detail van 1.

Ook op deze detailfoto is de schaars aanwezige kwarts onzichtbaar.

Een steen met een duidelijk bruine, met het blote oog dichte en splinterige grondmassa. In deze grondmassa bevinden zich een aantal rode en witgele kaliveldspaten, waarbij de witgele, veelal rechthoekige veldspaten het meeste opvallen. Ze zijn over het algemeen sterk gebroken.(Pijl A) De roodachtige veldspaten zijn sterk gecorrodeerd. De breuken zijn opgevuld met materiaal uit de grondmassa. Een groot aantal heeft een roodachtige reactierand.(Pijlen B) Plagioklaas is, ook met loep, niet te vinden. De steen bevat weinig kwarts. Het komt voor in kleine grijze korrels. Verspreid over het gesteente vinden we kleine aggregaatjes van donkere mineralen vooral biotiet. (Pijl C) Enkele voorkomens zijn wat groter. Vooral op de detailfoto vallen ze duidelijk op.

o. Trängsletsyenietporfier.

Dit gesteente behoort eigenlijk tot de porfirische kwartssyenieten. Het is afkomstig uit het Garbergcomplex. De fijnkorrelige grondmassa vertoont granofierische vergroeiingen. Kwarts komt hierin weinig voor. Meer dan de helft van de grondmassa is gevuld met rode of geelwitte kaliveldspaten. Ook zijn er veel lichtgekleurde plagioklazen. Soms hebben de kaliveldspaten een lichte kern van plagioklaas en plagioklazen een zoom van kaliveldspaat. De donkere mineralen zijn opeenhopingen van erts. Soms komen donkergroene hoornblendestengels voor. (Detailfoto 4)

p. Venjanporfiriet. (1,7 miljard jaren)

1. Venjanporfiriet. Losse steen Dalarna.

De naam “porfiriet” wordt tegenwoordig niet meer gebruikt, omdat met geen verschil meer maakt tussen porfieren waarvan de eerstelingen vooral bestaan uit kaliveldspaat en de typen die vooral eerstelingen bevatten van plagioklaas. Uitzonderingen worden gemaakt voor de stenen met plagioklaas eerstelingen die een eigen naam hebben. Zij houden de naam “porfiriet. Bekendste voorbeelden zijn de Venjan porfiriet en de Grönklitt porfiriet.
Het gesteente kent verschillende variëteiten met allerlei overgangen. Er zijn echter enige kenmerken, die voor het gesteente als geheel van toepassing zijn.

In de grondmassa liggen een zeer groot aantal, vaak kleine plagioklaas eerstelingen , die geelwit of groen van kleur zijn. Verder zijn er meestal een klein aantal roodachtige tot bijna kleurloze kaliveldspaten. Het geheel aan eerstelingen ligt boven de 50% van het gesteente oppervlak. De donkere mineralen bestaan uit ronde of hoekige biotietkorrels en hoornblendenaaldjes.

Kwarts is met het blote ook nauwelijks of niet te zien. Verder komen vaak aggregaten voor van hoornblende, epidoot en chloriet. Ze kunnen tot 2 cm groot zijn.
Hoewel we bij de verschillende variëteiten de hier genoemde kenmerken tegenkomen kunnen ze er heel verschillend uitzien. Men onderscheidt dan ook verschillende typen. Een nog al veel voorkomende verdeling is dit in drie hoofdtypen namelijk het Kättbo-, het 1. Sågbyn-, en het Gruvåsen/Artentype. We laten alle drie typen kort de revue passeren.
1. Kättbo type. Dit type vinden we ten zuiden van het Venjanmeer. Een type met zeer veel kleine eerstelingen.
2. Sågbyn type. Afkomstig uit zuidelijk Dalarna. Biotiet en hoornblende zijn in dit type opvallend aanwezig. Ze zorgen voor een zwartgevlekt uiterlijk. Ook bevinden zich in het gesteente vaak veel aggregaten.
3. Gruvåsen/Artentype. Het meest opvallende en fraaiste type dat voor het oog overeenkomst vertoont met bepaalde Dalarna porfieren. We behandelen dit type apart. Het is een goed te herkennen gesteente.
Lang niet alle Venjanporfirieten die we vinden kunnen we onderbrengen bij één van de hier beschreven typen. Er zijn overgangen en bovendien ook nog andere, hier niet genoemde typen. De typering hierboven is slechts een globale indeling.

q. Venjanporfiriet Gruvåsentype (1,7 miljard jaren)

In dit type Venjanporfiriet kan de kleur variëren van lichtrood tot rozegrijs. De kleur ervan kan variëren van lichtrood tot rozegrijs. In de grondmassa ligt een groot aantal relatief grote eerstelingen van wit- geelachtige plagioklaas en in mindere mate groenachtige plagioklazen. (Foto’s 2 en 4) Soms is er een korrel van roze kaliveldspaat. De eerstelingen liggen dicht op elkaar en vullen meer dan de helft van het gesteenteoppervlak. De zwarte mineralen zijn ronde tot zeshoekige korrels van biotiet en langrechthoekige hoornblendekristallen. Verder bezit het gesteente nog groenzwarte aggregaten van hoornblende, epidoot en chloriet. Hoewel kwarts met het blote oog niet zichtbaar is, komt het mineraal wel voor in het gesteente. Geologisch hoort het dan ook bij de dacieten.

Terug naar:Dalarna e.o.