Selecteer een pagina

Smålandgranieten A - N

[wpseo_breadcrumb]

a. Barnarp graniet   –   b. Finspanggraniet   –   c. Flivik graniet   –   d. Götemar graniet   –   e. Graversfors graniet    –   f. Jaräda graniet   –   g. Kinda graniet   –   h. Loftahammar gneis graniet

 a. Barnarpgraniet.

Barnarpgraniet is afkomstig uit het gebied ten zuiden van het Vättermeer. Het gesteente is genoemd naar het dorpje Barnarp t.z.v. de stad Jönköping. Het gesteente maakt deel uit van de Filipstadgranieten.
Barnarpgranieten hebben roodbruine, rechthoekige en afgeronde perthitische kaliveldspaten. Al deze kaliveldspaten hebben dezelfde tint. Ze zijn deels gekneusd. Een aantal exemplaren heeft een lichtgele/groenachtige ring van deels in epidoot omgezette plagioklaas. In dezelfde kleuren omgezette plagioklaas komen we ook (soms opvallend) tegen in de grondmassa. Een kenmerkend bestanddeel voor het gesteente is de aanwezigheid van blauwe kwartsen. Biotiet vormt een groot aantal aggregaten, waarin een groot aantal, met het blote oog zichtbare, vooral gele, titanietkristallen voorkomen. (Zie foto’s 3 en 4.) Barnarpgranieten met roodbruine veldspaat, blauwe kwarts en gele of groene omgezette plagioklaas worden wel tricoloregranieten genoemd. Behalve de steen van foto 1 horen eigenlijk alle hier getoonde voorbeelden bij dit type.

Kaartje links: herkomstgebied Barnarpgraniet.

Er worden ook omgezette Barnarpgranieten gevonden. Deze stenen vertonen nog al eens overeenkomsten met een ogengneis. Deze metamorfe typen.
horen niet bij de gidsgesteenten. Aan de westkant van het massief zijn er overgangstypen naar Kristinehamngraniet. (Zie hoofdstuk “Filipstadgraniet”.)

b. Finspång-graniet.

Finspång graniet komt voor in Östergötland, voornamelijk tussen Finspång en het Roxenmeer, westelijk van het Glenmeer.. Het grootste deel van het gebied wordt ingenomen door een groffe porfierische graniet. Bij Finspång komen ook ogengneis achtige typen voor. Het gesteente bestaat uit opvallend grote, ronde, perthitische kaliveldspaten die liggen ingebed in een grondmassa, die vooral bestaat uit een grote hoeveelheid groene, of roodachtige plagioklaas en lichtgrijze tot blauwe kwarts. Tussen deze mineralen in liggen verspreid donkere mineralen. (biotiet)

c. Flivikgraniet.

Flivikgraniet is afkomstig uit een gebied in de omgeving van Flivik en Blankaholm, ongeveer 30 km ten noorden van Oskarshamn. Het is een gesteente met een middelkorrelige grondmassa. In deze grondmassa liggen een aantal bruingrijze tot grijsrode veldspaten, die bestaan uit perthitische orthoklaas en microklien. Soms zijn de veldspaten dusdanig groot dat het gesteente een wat porfierische aanblik heeft. Vaak hebben deze veldspaten een meer of minder zonaire structuur Ook is de rand van de veldspaten vaak donkerder dan de kern. Tussen de kaliveldspaten vinden we plagioklaas. Deze plagioklaas vormt nog al eens rechthoekige kristallen. Het mineraal kan wit, grijs, wat roodachtig of groen van kleur zijn. Het percentage plagioklaas is vaak wat minder dan dat van de kaliveldspaten. Het gesteente bevat veel kwarts. De kleur varieert van grijs tot helderrood. Soms is de kwarts wat suikerkorrelig. Mooie helderblauwe kwarts zien we vooral in de wat porfierische typen met grote veldspaten. Donkere mineralen zijn sterk in de minderheid. Verspreid over het gesteente zien we vaak een aantal kleine aggregaten van biotiet. Soms vormt het mineraal korte sliertjes. Deze zijn ontstaan ten gevolge van grote druk.
In een aantal typen zit nog al vrij veel titaniet.
Flivikgraniet is soms moeilijk te onderscheiden van bepaalde Filipstadgranieten en Kindagraniet. Ook zijn er overgangen.

d. Götemargraniet

Götemargranieten zijn afkomstig uit het kustgebied van Oost-Småland, ongeveer 30 km t.z.v. Västervik. De graniet valt op door de 2-4 mm grote blauwgrijze, afgeronde kwartsen (3A) en kleinere bruinviolette vaak hoekige kwartsen 3B), die de vrij grote, deels rechthoekige kaliveldspaten omringen. De twee soorten kwarts verraden, dat we hier met een rapakivigesteente te maken hebben. De grote kaliveldspaten die vooral uit microklienperthiet bestaan hebben echter geen mantel van plagioklaas. Ze zijn mooi dieprood tot roodbruin van kleur. Plagioklaas komt niet voor. Biotiet slechts in zeer kleine hoeveelheden. Götemargraniet is te onderscheiden van bepaalde pyterlieten van Åland/Finland door de kleur van de kaliveldspaten en de lichtere kleur van de kwartsen. Het fraaiste type (Foto. 2) is een veel gebruikte natuursteensoort.

e. Graversforsgraniet. 

Graversforsgranieten komen voor in Ostergötland uit een gebied met een doorsnede van ongeveer 10 km ten noorden van Norrköping. Graversfors ligt ongeveer 12 km t.n.v. deze stad. Ook komt men voor deze stenen de naam “Östergötland graniet” tegen, omdat het gesteente op meerdere plaatsen schijnt voor te komen. In dat geval zou men weer van een “type Graversfors” moeten spreken. De meeste auteurs verdelen het gesteente in drie soorten namelijk “Donkere Graversforsgraniet”, “Rode Graversforsgraniet” en Porfierische Graversforsgraniet”. Vooral tussen de twee eerstgenoemde typen zijn er allerlei overgangen.
We noemen hier een aantal kenmerken.

In een grondmassa van donkere mineralen (biotiet, hoornblende e.a.)vinden we, afhankelijk van het type, een aantal vrij grote tot zeer grote ronde of rechthoekige, perthietische tweelingveldspaten van de alkalisoort microklien. Bij de bruine typen zijn de alkaliveldspaten over het algemeen kleiner dan bij de porfierische typen. De kleur van deze veldspaten is verschillend. Ze varieert van grijs, bruinzwart, zwartbruin tot rood. Bij een aantal typen hebben deze veldspaten een rode rand, die duidelijk afwijkt van de kleur van de kern.
Plagioklaas is vaak in ruime mate aanwezig, maar het percentage is kleiner dan dat van de alkaliveldspaat. Het mineraal kan kleurloos, bleekgeel, rood of groenachtig van kleur zijn. De bleekgele kleur kan zijn ontstaan door verwering en de rode kleur ten gevolge van de aanwezigheid van het ijzermineraal hematiet. De meeste plagioklaas komt voor in kleine korrels. Het vormt nog al eens gedeeltelijke randen rond de alkaliveldspaten. Bij kleinere veldspaten is de rand soms volledig.
Kwarts komt voor in wisselende hoeveelheden. De kleuren zijn gewoonlijk paarsblauw.blauw, grijs of melkachtig. Het mineraal vormt in veel gevallen aggregaten of klonters. De meeste kwarts ligt rond de veldspaten.
Zwarte mineralen komen meestal voor in matige of kleine percentages. Vaak vertoont zich wat biotiet in langgerekte aggregaten, die samen met de kwarts om de veldspaten liggen.

f. Jaräda-/Mariannelundgraniet

Een graniet uit Noord-Småland, een aantal tientallen km t.z.v. Mariannelund. We hebben hier te maken met een opvallend gesteente, waar de grote aantallen roodbruine- tot beige, deels hoekige kaliveldspaten worden doorsneden door evenwijdig liggende strepen van donkere mineraal. (hoornblende, biotiet). Dit verschijnsel wijst op deformatie. Sommige kaliveldspaten hebben iets van een plagioklaasring. De kwartsen zijn over het algemeen blauw van kleur, maar kunnen ook grijs zijn. Vroeger noemde men dit gesteente Mariannelundgraniet. Tegenwoordig is de benaming meestal Jarädagraniet. Volgens Bräunlich (Kristallin.de) bevat de graniet meer hoornblende dan biotiet.

g. Kindagraniet. (1,7 miljard jaren)

Kindagraniet is afkomstig uit de omgeving van Kisa in het zuiden van Östergötland. Het gesteente is afkomstig uit een massief van ongeveer 2000 km2.
Kindagraniet heeft bruin tot roodviolette kaliveldspaten, die per steen meestal zo ongeveer dezelfde kleur hebben. Ze zijn gewoonlijk onregelmatig hoekig van vorm en hebben gewoonlijk een onvolledige oranje plagioklaasring. (3D) Het gehalte plagioklaas is vrij hoog. De plagioklazen zijn vaak hoekig van vorm. Een aantal of allen hebben een heldere oranje kleur. (3B) Deze kleur komt door de aanwezigheid van hematiet. Andere voorkomende kleuren zijn geelgroen (3E) en wit (3A). Kindagraniet bevat veel kwarts, dat vaak een opvallend blauwe kleur heeft.(3C) Het gehalte aan donkere mineralen kan behoorlijk hoog zijn.
Kindagraniet lijkt op bepaalde typen Filipstadgraniet. Er zijn echter verschillen. In Filipstadgraniet zitten vaak veldspaten met verschillende kleuren. Ook lopen er nog al eens strepen door de veldspaten. Bovendien zijn de rode ringen rond de veldspaten bij Filipstadgranieten vaak vollediger dan bij Kindagranieten. Als de plagioklazen een oranje kleur hebben, dan is dat in Filipstadgranieten slechts wazig oranje.

h. Loftahammar-gneisgraniet.

Loftahammar-gneisgraniet is afkomstig van de Zweedse oostkust ter hoogte van Loftahammar. Het is een opvallende ogengneis. Het gesteente bestaat uit een groot aantal lensvormige roodachtige veldspaten, die omwonden worden door dunne slieren diepzwarte biotiet en wat grijze of blauwachtige kwarts (3C). Ook biotietarme rode banden komen voor (3D). De lensvormige kaliveldspaten lopen op het eind nog al eens uit op een scherpe punt (3B). De plagioklaas is bruinachtig/groen of grijs van kleur (3A). Het mineraal komt als lapjes voor in de rode veldspaten, maar kan zelf ook ogen vormen.(Nr. 6, 8c). Soms vormt het iets van een rand om de kaliveldspaten. De dicht op elkaar liggende “ogen” van kaliveldspaat en het gewoonlijk hoge biotietgehalte onderscheiden dit gesteente van andere ogengneizen. Tussen de Loftahammargranieten vinden we ook vrij lichtgekleurde typen gneisgraniet. Dit soort typen is moeilijk te onderscheiden va gneisgranieten die uit andere gebieden afkomstig zijn.

Ga naar Småland e.o.

Contact opnemen?

Statistieken

178162
Users Today : 15
This Month : 1445
Total Users : 99667