Dieptegesteenten. Gabbro.
a. Gabbro’s algemeen – b. Gabbro’s zoals we ze vaak vinden – c. Metagabbro’s – d. Gabbro’s coronietisch – e. Anorthosieten – f. Leuco-/Anorthosietgabbro’s – g. Monzogabbro’s – h. Overige gabbro’s
a. Gabbro’s algemeen. (meest >1,4 miljoen jaren)
Gabbro’s zijn over het algemeen oude gesteenten. Ze zijn in de meeste gevallen herkenbaar aan de afwisseling van lichtgekleurde en donkere vlekken. In gabbro’s waarin weinig mineralen zijn omgezet, zijn de mineralen plagioklaas (oligoklaas) en pyroxenen (augiet en diallaag) de veroorzakers van deze lichte en donkere vlekken. In de meeste gabbro’s komt bovendien vaak nog groenige of roodbruine olivijn voor. (Oslogebied, midden Zweden). Dit in tegenstelling tot dioriet waar olivijn ontbreekt. Vaak komen in het gesteente ook nog andere mineralen voor zoals magnetiet en hoornblende. We komen hier in het hoofdstuk “Metagabbro’s” op terug. Kwarts komt niet voor.
Door de aanwezigheid van ertsen hebben gabbro’s dan ook een zeer hoog soortelijk gewicht. Vaak boven de 3. Bovendien zijn ze vaak magnetisch, waardoor een sterke magneet door het gesteente wordt aangetrokken. Ook de taaiheid van gabbro’s is kenmerkend. Als men een gabbro in het licht draait vertoont zich vaak een spiegelende doorsnede van de augieten. Deze spiegeling doet zich bij dioriet niet voor. Verdere verschillen zijn al bij de beschrijving van dioriet aan de orde gekomen.
Gabbro’s komen voor in een groot aantal variëteiten, die sterk in uiterlijk kunnen verschillen. In de volgende hoofdstukken bespreken we een aantal.
Het stadje Gabbro in de Italiaanse provincie Toscane. Het gesteente gabbro is naar deze plaats genoemd.
b. Gabbro’s zoals we ze vaak vinden.
We tonen eerst afbeeldingen van gabbro,s, die we in Nederland vaak tegenkomen. Vaak zijn het ten gevolge van verwering aan de buitenkant geen fraaie stenen en missen ze daardoor duidelijk zichtbare kenmerken van specifieke typen.
Determinatie van verschillende typen gabbro’s is voor stenenverzamelaars vaak een moeilijke zaak. Om goed te kunnen vaststellen welke mineralen in een steen aanwezig zijn, is slijpplaatonderzoek vaak noodzakelijk, omdat met een loep of binoculair de soort van de mineralen niet is vast te stellen. Daarbij komt, dat in gabbro’s gewoonlijk verschillende varianten van de plagioklaas-, pyroxeen- en amfiboolgroep voorkomen, wat onderzoek d.m.v. een loep nog moeilijker maakt.
Omdat slijpplaatonderzoek voor verreweg de meeste stenenliefhebbers geen haalbare zaak is, hebben veel verzamelaars zich in het verleden weinig bekommerd om de gabbro’s en hebben ze deze voor het oog vaak lelijke stenen links laten liggen.
In de volgende hoofdstukken komen enkele typen aan de orde.
2.Oeralietgabbro. Ny Molle. Het ruw aanvoelende donkergrijze, iets groene mineraal is oeraliet. Donkere pyroxeen (augiet) is omgezet in het hoornblende mineraal, oeraliet.
3. Gabbro. Gammle Pol Als. Een voor het oog onaantrekkelijke steen. Pas als men een dergelijke steen zaagt en polijst kan hij nog een fraaie aanblik geven
6. Gabbro. Detail van 5. De groenachtige kleur wordt waarschijnlijk veroorzaakt door omgezette plagioklaas.
c. Metagabbro’s
De meeste gabbro’s vertonen omzettingsverschijnselen. Deze omzettingen kunnen veroorzaakt zijn ten gevolge van veranderingen in druk en temperatuur, maar ook vanwege de grote ouderdom. In tijdsbestekken van tienduizenden tot miljoenen jaren hebben vaak omzettingen plaatsgevonden in het oorspronkelijke mineralenbestand.
Zo kunnen er binnen de pyroxeengroep omzettingen plaats vinden van het ene mineraal naar het andere (augiet → hyperstheen), maar ook kunnen pyroxenen veranderen in mineralen die behoren tot de amfiboolgroep (augiet → oeraliet/hoornblende). Ook rode granaten die in bepaalde gabbro’s voorkomen zijn gevormd ten gevolge van metamorfose.
Welke omzettingen exact in een steen hebben plaatsgevonden, is eigenlijk alleen maar aan te tonen met behulp van slijpplaatjes, maar ook de met een loep gewapende zwerfsteenverzamelaar kan in een aantal gevallen wel vaststellen, dat er sprake is van metamorfose in verband met de aanwezigheid van z.g. “reactieranden”.
1. Metagabbro. Kas Hoved. Dk. De donkere mineralen bestaan waarschijnlijk vooral uit omgezette pyroxenen zoals augiet.
2. Detail van 1. De langwerpige groengrijze plagioklaas tabletten zijn erg onregelmatig en ze hebben rafelige randen.
3. Kås Hoved. Grote groenzwarte, uit omgezette pyroxeen gevormde amfiboolvlekken worden omgeven door een vaak brede rand, die bestaat uit een andere soort amfibool.
Bij slijpplaatonderzoek komen geologen soms al snel tot de conclusie: “Metagabbro”. In de zwerfsteenkunde echter wordt niet alleen naar de mineralogische samenstelling gekeken maar ook naar de textuur en structuur van een steen. Aan de hand hiervan worden ook gabbro’s ingedeeld en krijgen ze een naam. Metamorf of niet metamorf is dan veelal niet belangrijk. Een voorbeeld: Metagabbro’s met reactieranden staan in de zwerfsteenkunde bekend als “Coronietgabbro”. We tonen hier een aantal metagabbro’s. De opvallende coronietgabbro’s komen in het volgende hoofdstuk aan de orde.
5. Metagabbro Drachten.
Weer een steen met grote omrande donkere vlekken. Zowel randen als kern bestaan waarschijnlijk uit hoornblende, maar wel van verschillende soorten.
6. Detail van 5
De groenzwarte kernen links bestaan uit amfibool. De kernen met metaalglans bestaan mogelijk uit pyroxeen. De blauwe schittering is waarschijnlijk labradoriet.
d. Gabbro’s. Coronitisch.
Bij coronitische gabbro’s zijn de donkere vlekken omgeven door een duidelijke opvallende donker gekleurde reactierand of een door losse kristallen gevormde rand zoals bij de coronitische granaatgabbro’s/-granulieten het geval is. Bij deze laatste vorm vormt de rand niet een aaneensluitend geheel. Volgens sommigen behoort alleen de laatste vorm tot de corona’s en is de eerste vorm een ring.
Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven zijn de donkere reactieranden vooral ontstaan door omzetting van pyroxeenmineralen in amfibolen. De binnen- en buitenkant van de rand kunnen zelfs nog uit twee niet geheel identieke mineralen bestaan, maar dit is alleen via slijpplaatjes aantoonbaar. Donkergroene of verweerde bruine olivijn komt geregeld voor. Veel van dit soort stenen hoort bij de z.g. “Leucogabbro’s”.
1. Gabbro. Vadum Strand. Een meta- olivijngabbro die voorkomt bij Arvidsjaur in Noord-Zweden. De donkere randen vormen een corona rond de olivijn.
2. Detail van 1. De pijlen tonen de vrij brede, vezelige, groenzwarte reactieranden, die waarschijnlijk grotendeels uit oeraliet bestaan.
e. Anorthosieten
Anorthosiet als gesteente behoort niet tot de gabbrofamilie, maar het kan wel in een hoog percentage in gabbro’s aanwezig zijn. (Anorthosiet gabbro’s). Bovendien kunnen gabbro’s en anorthosieten in elkaar overgaan. Vandaar dat we dit gesteente hier aan de orde stellen.
Anorthosiet bestaat voor 90% of meer uit plagioklaas. Gewoonlijk vooral uit het plagioklaasmineraal labradoriet, maar ook enkele andere soorten uit de plagioklaasgroep kunnen aanwezig zijn. Naast mineralen uit de plagioklaasgroep maken donkere mineralen in beperkte mate deel uit van het gesteente. (<10%) Ook kwarts en kaliveldspaat kunnen voorkomen.
De kleur van anorthosiet kan verschillend zijn. Het gesteente heeft dezelfde kleuren als plagioklaas. Meestal is dit een lichte kleur, soms iets licht groenachtig zoals we op de foto kunnen zien. Het gesteente kan echter ook blauwzwart van kleur zijn. Deze kleur wordt veroorzaakt door insluitsels van enkele donkere mineralen.
Anorthosiet wordt ook wel labradoriet genoemd. De voor labradoriet kenmerkende blauwe schittering kunnen we dan ook in bepaalde anorthosieten tegenkomen. (Zie hiervoor: “Larvikiet”.)
f. Leuco-/Anorthosietgabbro’s
Over het algemeen zijn gabbro’s donkere stenen waar vooral donkere (mafische) mineralen kleurbepalend zijn. Er zijn echter ook opvallend licht gekleurde exemplaren, waar de donkere mineralen slechts 35% – 10% uitmaken van het totaal aan mineralen. Dit soort gabbro’s noemt men Leucogabbro. De witte bestanddelen van deze gabbro’s bestaan vaak uit anorthosiet. (Zie vorige hoofdstuk). Anorthosiet bestaat bijna geheel uit plagioklaas mineralen. De meest voorkomende soort is gewoonlijk labradoriet, aangevuld met andere mineralen. De kleur van de anorthosiet is, evenals plagioklaas, meestal grijs, witgrijs, wat bruinachtig of iets blauwgrijs. In leucogabbro’s vormt het vaak grote, tot een aantal cm grote mineralen. Tussen deze tabletten zitten de donkere mineralen a.h.w. ingeklemd. Dit soort leucogabbro’s kan men ook de naam “anorthosietgabbro” geven. De donkere mineralen bestaan meest uit pyroxenen. Een bekende herkomstplaats van deze soort gabbro’s ligt langs de kust van de Botnische Golf in Ǻngermanland in Zweden, maar ze kunnen ook afkomstig zijn uit de Botnische Golf of de omgeving van de Ǻlandeilanden.
1. Anorthosietgabbro. Als. Dk. Een steen met opvallende anorthosiet tabletten. Ook een duidelijke Leucogabbro.
3. Anorthosietgabbro. Mommark. Als. Dk Deze leucogabbro heeft opvallend grote tabletten van anorthosiet die aan de buitenkant wit zijn uitgebleekt
g. Monzogabbro’s
Als bij een gabbro in de onderlinge verhouding tussen kaliveldspaat en plagioklaas het gehalte aan kaliveldspaat tussen de 10% en 35% ligt, spreken we van een monzogabbro. De kaliveldspaat in dit soort stenen is gewoonlijk rood van kleur. Leuco- en monzogabbro’s zijn vooral bekend door de typen uit Ǻngermanland langs de kust van noordelijk Zweden. Gelijksoortige stenen kunnen echter ook van elders komen bijv. de Botnische Golf of de omgeving van Ǻland.
Bij een stijging van het kaliveldspaatpercentage gaan monzogabbro’s over in monzonieten.
2. Detail van 1 Het gehalte aan kaliveldspaat is dusdanig groot dat we deze steen mogelijk tot de Monzonieten behoort.
7. Monzogabbro Als. Een opvallend type met een scherpe kleur tegenstelling tussen plagioklaas en kaliveldspaat.
h. Overige gabbro’s.
Foto’s 1 en 2. Oeralietgabbro. Hostrup Strand. Dk.
Oeralietgabbro’s vertonen aan de oppervlakte grijsgroene of donkergroene kristallen van hoornblende (oeraliet). De oeraliet is ontstaan door omzetting van pyroxeenkristallen met name augiet. Deze omzetting is echter niet compleet, omdat de kristallen de gedrongen kristalvorm van augiet hebben behouden. Voor het oog vertoont zich meestal een warrige massa.(Zie foto 2) Oeralietgabbro’s horen bij de metagabbro’s.
5. Granaatgabbro. Ny Molle Dk.
Uitgaande van de ligging van de vindplaats en de typische structuur komt deze gabbro waarschijnlijk uit het Oslogebied.
6. Detail van 5.
Alleen al de aanwezigheid van granaten duidt op omzetting. Dit wordt nog versterkt door de zwarte reactieranden rond de zwarte, groenachtige oeraliet.